Om deze vraag te beantwoorden, moeten we vele jaren terug. Port is tegenwoordig namelijk versterkt met wijnalcohol. Tijdens de gisting wordt wijnalcohol toegevoegd, waardoor de gisting vroegtijdig gestopt wordt en niet alle suiker uit de druiven omgezet wordt in alcohol. Dit proces zorgt voor de zoete smaak.
De herkomst
De oevers van de rivier de Douro in Noord-Portugal produceren al sinds de middeleeuwen stevige rode wijn. Oorspronkelijk waren de wijnen helemaal niet versterkt met wijnalcohol, alleen maar stevig en krachtig vanwege de ruige bodems waarop de wijnstokken groeiden en vanwege de vele zonne-uren. De druiven ontwikkelden daardoor van nature veel suikers, wat ook zonder versterking wijnen met veel alcohol opleverde.
Om deze ‘rustieke’ wijnen aan te passen aan de smaak van het Noord-Europese publiek, werd er al vanaf de eerste kennismaking met de wijnen door Hollandse en Engelse handelaren vaak een scheutje brandewijn aan de vaten toegevoegd. Dan werd de wijn iets zoeter. Dat had bovendien het voordeel dat de wijnen op transport, over zee en naar verre oorden, beter houdbaar bleven.
Weg naar Europa
Het was pas in de loop van de zeventiende eeuw dat deze wijnen op grote schaal hun weg naar Noord-Europa vonden. Dat had alles te maken met de oorlogen die Engeland en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden voerden met Frankrijk. Franse wijn was daardoor lang niet altijd bereikbaar voor de dorstige kelen in Londen en Amsterdam. Gelukkig lag een stuk zuidelijker dan Bordeaux de Portugese havenstad Oporto, waar ook wijn gehaald kon worden. Het zijn waarschijnlijk Nederlanders geweest die rond 1675 verder landinwaarts trokken langs de rivier de Douro en daar de krachtige rode wijnen van het klooster van Lamego ontdekten. De wijngaarden van dat klooster lagen rond Pinhão, ook nu nog een belangrijke stad in het gebied waar port ontstaat.
Reacties (0)
Er zijn geen reacties voor dit artikel. Wees de eerste die een bericht achterlaat!